“Ik ben nooit veilig geworden”

Gepubliceerd op 9 december 2025 om 17:42

Ik heb geen moment waarop het begon. Vraag me niet naar dat ene trauma.

Ik ben geen film met een plotwending.
Ik ben een reeks kleine aardbevingen waar nooit iemand een seismograaf voor neerzette.

Mensen denken dat CPTSS een ongeluk is.

Een klap. Een auto tegen een boom. Een bom die afgaat.
Nee. CPTSS is geboren in een huis waar elke dag een beetje bloed, een beetje angst door de vloer sijpelde. En niemand het opmerkte.
Ik ben nooit veilig geworden. Niet daarna, maar ook niet daarvoor. Er was geen daarvoor.
Er is alleen een lichaam dat leerde leven alsof elke ademhaling een risicoanalyse is.
Mijn zenuwstelsel is een rookmelder zonder pauzeknop.

Een vraag als: “Wat is er vroeger gebeurd?” = brand, want ik weet het niet.
Ik heb geen archief. Alle mappen zijn nat geregend. De inkt is weg.
De gevolgen zijn gebleven. Sommige mensen hebben nachtmerries omdat er iets gebeurde.
Ik heb nachtmerries omdat iets níet gebeurde:
Er kwam nooit iemand.
Niemand nam me vast en zei dat monsters niet echt zijn.
Niemand zei dat ik kon slapen.
Dus leerde ik wakker blijven als daad van bestaan.

Ik heb geleerd dat je nooit echt kunt vallen als je nooit bent gaan liggen.
En ja, ik functioneer. Dat woord: functioneer.
Klinkt als een apparaat in een kelder.
Ik doe boodschappen. Ik lach. Ik zeg “gaat goed hoor” met de rust van een getrainde leugen.
Want de waarheid kost te veel uitleg. En ik ben moe van uitleg.
Ik heb alles al één keer niet kunnen uitleggen toen het telde.

Er is therapie.
Er zijn protocollen met namen die lijken op paswoorden voor een kamer die ik niet kan betreden:
EMDR, stabilisatie, narratieve reconstructie.
Ik zit daar tegenover iemand met zachte ogen, en denk:
Als ik het verhaal vertel dat ik niet heb,
gaat dat mij dan redden?

CPTSS is een hiaat. Een scheur door tijd. Geen explosie maar een uitholling.
Ik ben uitgegraven waar anderen gegroeid zijn. Maar ik leef.
Daarom is het verwarrend. Je kan niet zien wat er mist. Ik ben gebouwd van overleving,
en overleving is geen identiteit, maar ik draag hem als jas. Hij past niet.
Hij weegt zwaar. Maar zonder sta ik naakt. En kou weet mijn naam. Soms, heel soms, voel ik iets bewegen in mijn borst. Iets kleins, iets warms, dat lijkt op de windrichting van hoop.
Niet de grote, reddende hoop; nee, de kleine, koppige variant.
Het soort dat fluistert: “Misschien ben je meer dan schade.”

Ik wil geloven dat er een wereld is waar mijn lichaam niet als oorlogsterrein voelt.
Waar slaap niet gevaarlijk is. Waar ik licht aan doe zonder de schaduw te tellen.

Misschien, op een dag, kan ik zeggen: “Dit is mijn geschiedenis,” zonder dat mijn keel dichtklapt. Misschien kan ik huilen zonder toezicht. Misschien kan ik lachen zonder vertaalslag. Tot die tijd sta ik hier.
Met een hart dat rookt, maar niet brandt. Met een verleden dat fluistert, maar niet schreeuwt.
Met een naam die ik opnieuw moet leren uitspreken. Ik ben geen verhaal van toen.
Ik ben een poging van nu. En elke dag dat ik adem, is een kleine revolutie die niemand ziet.


Reactie plaatsen

Reacties

Gabrielle Jansen
12 uur geleden

Adembenemend beschreven.!!