Een paar uur zonder stroom. Het overkwam me onlangs.
Eerst denk je: ach, dat duurt maar even. Je pakt een kaars, zoekt een zaklamp. Je wacht. Het licht zal straks wel weer aanspringen, de koelkast weer zacht zoemen, de wifi weer verbinding geven.
Maar juist dan merk je hoe vanzelfsprekend stroom eigenlijk is. Het is er altijd. Je denkt er niet bij na als je een lamp aandoet, je telefoon oplaadt, of een kop koffie zet. Pas als het wegvalt, voel je de leegte, de stilstand, de kwetsbaarheid.

Voor mensen met PTSS of CPTSS voelt het leven alsof er vanbinnen een stroomuitval is geweest. Waar voor anderen de basisfuncties vanzelf blijven werken, vertrouwen, veiligheid, ontspanning, concentratie, valt bij hen plotseling het hele systeem uit.
Het wordt donker. Soms is het oorverdovend stil, soms juist vol herrie van binnen. Alles voelt onveilig, alles kost meer energie, alles vraagt om oplettendheid.
Net zoals je bij een echte stroomstoring met een kaars door je huis strompelt, zo redden mensen met trauma zich met overlevingsstrategieën. Je vindt manieren om te functioneren, hyperalert zijn, jezelf wegcijferen, perfectionistisch worden, dissociëren, maar niets voelt vanzelfsprekend.
Elk klein ding vraagt aandacht en kost meer kracht dan je hebt.
Bij een stroomstoring geloof je in eerste instantie nog dat het goedkomt. Je wacht tot de lampen weer aangaan. Bij trauma hoop je ook vaak dat het tijdelijk is. Dat therapie, tijd of veerkracht de bedrading herstelt.
Maar er zijn situaties waarin dat niet gebeurt. Waarin de bedrading vanbinnen zo beschadigd is, dat de stroom niet meer terugkomt. Voor sommigen is dat een medisch eindpunt: het systeem is definitief kapot. Herstel in de zin van “weer zoals vroeger” is dan geen optie meer.
Dat is een rauwe realiteit. En een harde boodschap, ook voor de omgeving. Want we houden graag vast aan hoop. We zeggen: “het komt wel goed.” Maar soms komt het niet goed. Soms blijft het donker.
Als de stroom nooit meer terugkomt, moet je leren leven in een huis zonder licht. Je leert improviseren. Je leeft bij kaarslicht, sleept batterijen aan, bedenkt omwegen. Het is behelpen, het kost kracht, en het haalt het nooit bij hoe het ooit was.
Toch kan er in dat donker soms ook iets ontstaan: een kleine warmte van een vlammetje, een stilte die naast pijnlijk ook dragend kan zijn, een nieuwe manier van bewegen door een huis dat nooit meer helemaal veilig voelt.
Dat is het harde, maar ook menselijke gevecht met CPTSS. Niet iedereen komt terug in het licht. Maar zelfs in een blijvend donker proberen mensen overeind te blijven, vaak met een kracht die anderen niet zien of begrijpen.
Ik hoop dat deze metafoor van de stroomuitval helpt om besef te kweken dat wat voor veel mensen vanzelfsprekend is, voor iemand met trauma een dagelijks gevecht kan zijn. Het maakt zichtbaar dat CPTSS niet altijd een “fase” is, of iets waar je met voldoende wilskracht overheen groeit. Soms is het blijvend.
En toch is er ook iets in die metafoor dat hoopvol kan zijn, niet in de zin dat het licht vanzelf terugkomt, maar dat zelfs in een donker huis mensen manieren vinden om te leven, te voelen, te bestaan.
Mocht jij degene zijn zonder trauma; mocht het eens gebeuren dat je zonder stroom zit, en de stilte te zwaar voelt, denk dan even aan de mensen die dag in dag uit in zo’n innerlijk donker leven. Voor hen is het geen paar uur ongemak. Voor hen is het de dagelijkse realiteit.
Reactie plaatsen
Reacties