
Hulpverlener (monotoon, welbespraakt):
“...en als we dan kijken naar de huidige inzichten rond complex trauma, dan zien we dat emotieregulatie en stabilisatie de basis vormen voor verdere verwerking. Het is belangrijk dat u eerst leert verdragen wat u voelt, voordat we naar de diepte gaan. Want als u niet geleerd hebt om affecten te reguleren, dan riskeert u hertraumatisering. Daarom kiezen we voor een gefaseerde aanpak in deze behandeling, gebaseerd op het window of tolerance-model...”
“Hou je bek.”
Hij bevroor. Ik zag het. Z’n ogen zochten zijn script, zijn zekerheid, zijn structuur. Maar ik had net een scheur geslagen in zijn veilige praktijkruimte.
“Serieus, hou je godverdomde bek. Alsjeblieft.”
Hij opende z’n mond. Wilde iets zeggen. Een geconditioneerde reactie, iets met empathie. Iets met “ik hoor dat u geraakt bent”.
Maar ik was hem voor.
“Jij zit hier al acht minuten te lullen over modellen, methodes, fases en fucking affectregulatie terwijl ik al twintig jaar aan het stikken ben in herinneringen die niemand gelooft.”
Hij verschoof ongemakkelijk. Zijn pen lag nog op z’n knie, zijn notitieboek open. Maar hij schreef niks.
“Jij wil mijn emoties reguleren? Luister, gozer: mijn emoties zitten niet netjes in fases. Ze vallen me aan. Midden in de nacht. Midden op straat. Midden in een gesprek met mijn zoon. Ze slaan me neer en pissen op m’n borst terwijl ik jank als een kind dat niemand komt halen.”
Hij knikte. Zo’n therapeutische knik. Zacht. Professioneel. Maar dat was de verkeerde beweging.
“Nee. Niet knikken. Niet doen alsof je het begrijpt. Jij hebt boeken gelezen. Ik heb mijn broer z’n hoofd vastgehouden terwijl het nog bloedde. Jij weet wat een window of tolerance is. Ik weet wat het is om jezelf open te krabben omdat je niet meer weet of je bestaat. Snap je dat verschil?”
Stilte.
“Jullie praten over verwerking alsof het een spreadsheet is. Alsof ik m’n trauma in vakjes kan duwen. Fase 1: stabiliseren. Fase 2: herbeleven. Fase 3: integreren. Fuck jou. Weet je hoe mijn fases eruitzien? Fase 1: overleven. Fase 2: overleven. Fase 3: niet doodgaan aan de vorige twee fases.”

Hij slikte. Z’n handen gevouwen. Keurig. Gecontroleerd. Alles wat ik niet ben.
“Ik heb jullie allemaal gehad. Cognitieve gedragstherapeuten. EMDR-guru’s. Innerlijk kind-whisperers. Yoga-therapeuten die me vroegen of ik m’n bekkengebied kon voelen terwijl ik dissocieerde tot aan m’n voorhuid. Jij bent de zoveelste.”
Ik boog naar voren. Niet dreigend. Maar intens.
“Jullie denken dat CPTSS iets is wat je kunt ‘begeleiden’. Maar CPTSS begeleidt mij. Elke dag. Elke seconde. Als een schaduw die me nooit met rust laat. Jij kijkt naar mij en ziet een cliënt. Ik kijk naar mezelf en zie een oorlog die nooit voorbij is gegaan.”
Hij probeerde adem te halen, iets te zeggen. Te redden. Het gesprek. Zijn positie. Zichzelf.Maar ik was nog niet klaar.
“Dus hou op met praten. Zet je pen neer. Kijk me aan. Niet als hulpverlener. Niet als behandelaar. Maar als mens. Als iemand die durft te voelen hoe ziek deze wereld is. Hoe kapot ik ben. En hoe fucking veel pijn het doet om telkens opnieuw te moeten uitleggen waarom ik nog besta.”
Ik leunde achterover. Hij zat daar. Wit. Stil. Zonder woorden. Eindelijk. En toen fluisterde ik:
Reactie plaatsen
Reacties