Ik zou het graag vriendelijk verwoorden.
Ik zou het graag netjes houden.
Maar laat me beginnen met een verzachtende inleiding, zodat je niet schrikt van wat er werkelijk in mij omgaat. Ik ben namelijk tot in mijn vezels verontwaardigd.
Niet een beetje gepikeerd. Niet lichtelijk ontstemd. Nee. Tot het bot toe murw geslagen door de zoveelste blik vol onbegrip, het zoveelste goedbedoelde advies, de zoveelste suggestie dat ik “misschien wat positiever moet denken”. Het is verbijsterend.
Hoe vaak ik op beleefde wijze heb geprobeerd uit te leggen wat CPTSS met een mens doet. Hoe ik keer op keer mijn innerlijke strijd heb vertaald naar begrijpelijke metaforen.
Hoe ik mijn tranen heb ingeslikt om anderen niet te belasten.
En wat krijg ik terug? Adviezen. Peptalks. Stilte.
Of erger: "Iedereen heeft wel eens iets."
Laat ik mijzelf tot kalmte manen. Want ik ben immers een geciviliseerd mens, nietwaar?


Maar laat ik dan toch even, op geheel beheerste wijze, uitdrukking geven aan de ondraaglijke frustratie die in mij raast. Ik ben het moe. Ik ben het kotsbeu. Ja, dat lees je goed: kotsbeu. Moe van het doen alsof. Moe van het netjes uitleggen waarom ik niet zomaar “even iets leuks kan gaan doen”. Moe van de emotionele slapstick waar ik doorheen moet om mijn grenzen te bewaken zonder de ander te kwetsen. Moe van het eeuwige moeten duiden, filteren, en afstemmen terwijl mijn binnenwereld op instorten staat.
Weet je wat het is? Ik functioneer, schijnbaar. Ik groet je beleefd. Ik luister naar je verhaal.
Ik glimlach op commando. En ondertussen ben ik inwendig aan het krijsen. Maar stilletjes, uiteraard. Want dat hoort zo. Dat is sociaal wenselijk lijden. Ik mag niet boos zijn. Zeker niet zichtbaar. Dat zou je kunnen verontrusten. Maar ik bén boos. Tot in mijn tenen.
Op het systeem dat me overslaat.
Op de taal die me tekortdoet.
Op de goedbedoelende helpers die hun eigen ongemak verwarren met mijn genezingsproces.
Op de wachttijden. Op het gebrek aan trauma-inzicht.
Op mensen die denken dat CPTSS een zwaar woord is voor een moeilijk humeur.
En dus schrijf ik dit.
Niet in caps Lock. Niet in razende emotie. Maar in zorgvuldig gekozen zinnen.
Omdat ik nog steeds probeer verstaanbaar te blijven.
Ook als ik het wil uitschreeuwen.
Ook als ik de muren wil slaan.
Ook als ik alle zogenaamde experts wil toebijten:
“Als je geen idee hebt wat CPTSS is, hou dan alsjeblieft op met het geven van oplossingen.”
Ik verlang ernaar om eens volledig uit mijn vel te mogen gaan zonder verantwoording.
Om te gillen zonder ondertiteling.
Om lelijk te zijn. Gekweld. Menselijk.
Zonder dat iemand schrikt, wegrent of zegt: “Nou, dat valt toch best mee?”
Dus als ik alstublieft één ding mag vragen, in keurige bewoordingen:
Gun me de ruimte om te bestaan in mijn wanhoop.
Zonder dat ik eerst moet glimlachen om je gerust te stellen.
Zonder dat ik mezelf moet censureren omdat mijn pijn niet prettig leest.
Zonder dat ik me moet schamen voor de chaos die je liever niet ziet.
Dank je voor je aandacht.
En vergeef mij mijn eerlijkheid.

Reactie plaatsen
Reacties