Auteur: Gabriëlle Jansen

Al mijn liefdesrelaties houden geen stand.
Ik had ooit een partner die vanaf het begin op de hoogte was van mijn problematiek en hij besloot toch naast mij te gaan staan.
Maar zijn liefde voor mij was niet sterk genoeg, hij was niet opgewassen tegen het traumamonster. Het traumamonster brengt chaos, pijn en onmacht in een relatie.
Ik herinner mij het moment nog goed toen mijn partner tegenover mij aan tafel zat. Nadat ik verteld had over mijn verleden, zat hij te huilen. Hij pakte mijn hand en streelde deze liefdevol. De pijn had zich in stilte om ons heen genesteld. Hij doorbrak deze stilte even door tegen mij te zeggen: “Wat moet jij je eenzaam hebben gevoeld”.
Mijn ogen zochten de zijne. Mijn ziel lag open en bloot en ik huiverde. Alles in jou omarmde mij en het voelde alsof je mijn eenzaamheid verloste uit haar eeuwige gevangenschap.
De lege ruimte in mijn binnenste vulde jij op met jouw liefde. Daarvoor moesten wel deuren open blijven staan maar ik was zó bang dat de eenzaamheid weer naar mij terug zou keren door die open deuren. Ik klampte mij wanhopig aan je vast. Ik leefde tussen hoop en wanhoop. Op de hoopvolle dagen was ik de mooiste en liefste vrouw ter wereld.
Mijn vat vol liefde voor jou, spoelde ik over je heen. Je kuste de grond waarover ik liep en je tilde mij op naar grote hoogte. Ik waande mij in de hemel.

Op de wanhopige dagen schopte het traumamonster mij uit de hemel opnieuw de kelder in. Een vochtige, ijskoude en donkere plek waar een paar spinnen mij gezelschap hielden. Tijdens deze wanhopige dagen ben ik stil en teruggetrokken, of ik schreeuw juist de longen uit mijn lijf omdat ik niet in de kelder wil zitten.


Je kijkt in mijn ogen maar je ziet niets omdat de vensters van mijn ziel zijn gesloten.
Je wendt je gezicht af. Ik ben toeschouwer geworden van jouw pijn en jouw worsteling.
Ik heb het ijskoud. Het vocht uit de kelder dooft de warmte in mijn bloed en ik raak versteend.
Ik voel niets meer want ik moet zien te overleven in de kelder. Alle liefde die jij in mij hebt
gestopt is verschrompeld tot een klein propje papier, dat uiteindelijk ook nog wegrot door al het aanwezige vocht in de kelder.
Eenzaamheid is net een geest. Het bestaat maar je kunt het niet zien en niet vastgrijpen.
Het sijpelt door alles heen en gaat daar zitten waar het wil zijn. De eenzaamheid is na een tijdelijke vlucht weer terug in mijn binnenste, alsof het nooit is weggeweest.
Mijn eenzaamheid wordt innig omarmd door het traumamonster want ze zijn vrienden.
Het traumamonster heeft mij nooit verlaten maar hield zich even gedeisd vanwege de vloedgolf van liefde.
Van hoopvolle dagen naar wanhopige dagen en van wanhopige dagen weer naar hoopvolle dagen, jaar in jaar uit, veroorzaakt slijtage en slurpt energie. Het traumamonster is nu voorbereid en laat zich niet meer verrassen door vloedgolven van liefde. Het traumamonster houdt zijn maatje eenzaamheid in zijn armen vast.
Men zegt: Liefde overwint alles.
Ik geloof dit soms in mijn hoopvolle dagen maar ik geloof het niet in mijn wanhopige dagen. Ik geloof dat liefde alles overwint, als de liefde zo diep is geworteld dat het kan blijven bestaan. Liefde overwint alles als het onvoorwaardelijk is. Liefde overwint alles als je geluk hebt in het leven. Vanaf mijn prille jeugd tot aan nu toe ben ik continue in de steek gelaten door mensen (familie, vrienden en partners). Het is een dikke rode kabel die door mijn leven loopt en waar ik steeds over struikel. Is het botte pech dat ik mensen in mijn leven tref die hun liefde voor mij, niet diep genoeg hebben laten wortelen? Of komt het door mij om wie ik ben? Ben ik niet (genoeg) de moeite waard om diep gewortelde liefde te mogen ontvangen? Of komt het door het traumamonster dat mensen hun liefde voor mij niet diep genoeg laten wortelen? Mijn traumamonster is een hardnekkige stalker waar ik niet vanaf kom.
Als ik tegen hem schreeuw dan schreeuwt hij nog harder terug. Als ik hem negeer dan laat hij steeds van zich horen door zacht in mijn oor te fluisteren: “ Hoi schatje….ik ben er nog hoor”.

Ik heb hulp gezocht om van hem af te komen maar zij krijgen hem de mond niet gesnoerd. Ik krijg zelfs te horen dat ik niet goed genoeg mijn best doe om van hem af te komen. Of de vraag gesteld krijg: “ Hij zit al zo lang in je, wil je hem wel echt kwijt?” Of dat ze tegen mij zeggen: “ We hebben veel mogelijkheden tot onze beschikking om monsters te
bestrijden maar voor zulke hardnekkige monsters hebben we helaas niets. Sterkte ermee!”.
Dan zit je opnieuw in de kelder en als je er uitkruipt (besef hoeveel energie dit kost) dan sta je in je hoopvolle dagen toch weer in een leegte want de mensen die ooit van je hielden zijn vertrokken. De eenzaamheid in mijn binnenste haakt zich vast aan de eenzaamheid buiten. Dan loop ik maar hand in hand met mijn traumamonster. Als ik toch niet los van hem kom, kan ik hem maar beter omarmen. Hij is dan over het algemeen wel tevreden maar heeft nog regelmatig zijn kuren omdat hij graag in de kelder verblijft. Hij trekt het naar het donker en ik wil juist naar het licht.
In mijn persoonlijke leven geloof ik niet meer in liefde die alles overwint maar buiten mijn persoonlijke leven geloof ik het wel want ik heb het met mijn eigen ogen gezien. De pijn van mijn eenzaamheid is wat zachter geworden door mijn geloof in God. Zijn warmte en Zijn licht ervaar ik als onvoorwaardelijke liefde en ik kijk hoopvol uit naar het moment dat ik en
mijn traumamonster gaan scheiden en wij ieder ons eigen weg gaan. Tot die tijd zal ik het moeten volhouden!

Wil je meer weten hoe het is om te leven met een partner die CPTSS heeft?
Download hier PDF artikel van Ambrosius Duuk
Reactie plaatsen
Reacties