
Je ziet het steeds vaker. Mensen die aan tafel zitten met elkaar, maar niet bij elkaar.
Hoofden gebogen over een schermpje. Scrollend. Tikken. Nog even een appje. Nog even een melding. Zelfs op intieme momenten lijkt de mobiel vaak belangrijker dan wat zich hier en nu afspeelt.
Misschien stoort het je. Misschien herken je het bij jezelf. Of allebei.
Wat gebeurt er eigenlijk als iemand zijn mobiel kwijtraakt of hem niet mag gebruiken? Waarom kan dat zo’n heftige reactie oproepen? En is het mogelijk dat dit, in sommige gevallen, zelfs een traumareactie oproept?
Meer dan een scherm: je mobiel als verlengstuk van je zenuwstelsel
Voor veel mensen is de mobiele telefoon niet zomaar een apparaat. Het is een venster naar contact, bevestiging, houvast. In sommige levens zelfs naar veiligheid. Een mobiel bevat herinneringen, gesprekken, foto’s, netwerken, muziek, kalenders, emoties.
Het is een plek waar iemand zich iemand voelt.
Bij jongeren met een onveilige thuissituatie, bij volwassenen met sociale angst, bij mensen die CPTSS hebben of zich voortdurend afgesneden voelen van anderen, kan de telefoon een soort levenslijn zijn geworden. Geen overbodige luxe, maar een anker. En als dat anker wegvalt? Dan valt soms ook de innerlijke rust weg.
Geen toegang = geen controle
Voor mensen die kampen met trauma, is controle vaak een overlevingsstrategie. Alles moet voorspelbaar blijven. Alles moet binnen handbereik blijven. De mobiel is vaak een verlengstuk van die controle. Het apparaat weet wanneer je iets moet doen. Het vertelt je wat er gebeurt. Het laat je zien dat je niet vergeten bent. En als je het kwijt bent?
Dan breekt soms paniek los.
Sommigen ervaren dissociatie. Anderen worden boos, raken overstuur, voelen zich volledig losgekoppeld van de wereld. Wat op het oog lijkt op overdreven gedrag, is soms een oud zenuwstelsel dat in blinde paniek schiet: Ik ben weer alleen. Ik heb geen controle. Niemand weet waar ik ben. Niemand hoort me.
De digitale kluis
Soms is een mobiel letterlijk een kluis. Voor slachtoffers van stalking, partnergeweld of misbruik is het toestel een plek met bewijs, contactpersonen, chatgeschiedenis, hulpinstanties. Een plek van veiligheid.
Verlies je dat...
Dan verlies je veel meer dan een toestel.
In zulke situaties is het verlies van een mobiel geen ongemak, maar een traumatisch verlies. Het tast de gevoelservaring van veiligheid aan en dat kan diepe sporen nalaten.
Decorumverlies in tijden van verbinding
Wat ook opvalt in deze tijd, is hoe de mobiele telefoon ons niet alleen verbonden maakt met de wereld, maar ons tegelijk ook lijkt te ontkoppelen van de directe omgeving. Je ziet mensen luid beeldbellen in een winkel, op het station of in de wachtkamer van de huisarts, over privézaken die totaal niet passen bij de plek waar ze zich bevinden.
Alsof ze vergeten dat er anderen zijn.
Dit gedrag lijkt op wat je ‘decorumverlies’ zou kunnen noemen: het verliezen van sociale afstemming. Decorum betekent: weten wat gepast is, op welke plek, in welk moment, met welke toon. De mobiel lijkt die innerlijke antenne soms te verstoren.
Voor veel mensen is de telefoon een soort veilige cocon geworden. Een manier om zichzelf te reguleren, om ongemak op afstand te houden, om contact te maken zonder echt in contact te hoeven zijn. En soms, als dat gevoel van veiligheid uitsluitend ín de telefoon gevonden wordt, valt het vermogen tot afstemming in de echte wereld weg.
De telefoon maakt dan geen verbinding meer, maar breekt ze juist af.
We vergeten dat een winkel geen woonkamer is. Dat een wachtkamer geen privéruimte is. En dat anderen meeluisteren, ook al vergeten we dat zelf. Zodra we permanent ergens anders zijn, verliezen we langzaam onze plek in het hier.

Culturele verschillen in decorum
Soms lijkt het alsof mensen met een niet-westerse achtergrond vaker luid bellen of beeldbellen in publieke ruimtes. Dat valt op. En ja, dat gebeurt ook, maar het betekent niet automatisch dat zij “meer last” hebben van decorumverlies.
Wat hier meespeelt, zijn culturele verschillen in hoe publiek en privé worden beleefd.
In veel niet-westerse samenlevingen is luid spreken niet onbeleefd, maar juist normaal. Het tonen van emotie, het hardop praten over persoonlijke dingen, het delen van ruimte met anderen, dat alles wordt vaak als sociaal verbonden gedrag gezien, níet als storend.
De mobiele telefoon vergroot deze culturele communicatiegewoonten. In een Nederlandse winkel voelt het misschien ongepast, maar in de beleving van de ander is het een teken van nabijheid of betrokkenheid.
En bij sommige mensen met een migratieverleden, oorlogstrauma of uitsluitingservaring is zichtbaarheid zelfs een vorm van bestaansrecht geworden:
“Als ik niet hoorbaar ben, besta ik niet.”
“Als ik stil ben, verdwijn ik.”
Wat dus voor de één voelt als ‘grensoverschrijding’, kan voor de ander juist een manier zijn om verbinding te houden met zichzelf of met het thuisland.
Dat vraagt geen oordeel, maar interculturele mildheid.
Kinderen die verdwalen in een schermwereld
We zouden bijna vergeten wat het betekent voor de generatie die opgroeit in deze wereld. Een wereld waarin het normaal is dat volwassenen constant in hun scherm zitten. Waarin gesprekken worden onderbroken door meldingen, blikken wegdwalen naar een ander gesprek, ergens anders, met iemand anders. Wat leren kinderen hiervan?
Ze leren al jong dat aandacht deelbaar is. Dat zij moeten wachten op liefde Dat verbinding onderbroken mag worden, zomaar.
En dat een scherm vaak belangrijker lijkt dan zijzelf. En als ze zelf opgroeien met een mobiel? Dan raken ze al jong versmolten met een wereld die geen rust kent. Een wereld waarin je altijd bereikbaar moet zijn, altijd "aan", altijd zichtbaar. Maar ook een wereld waarin echte stilte, échte ontmoeting, échte nabijheid langzaam verdwijnt.
Het zenuwstelsel van een kind leert zich reguleren aan de hand van gezichtsuitdrukkingen, stemgeluid, lichaamstaal. Als die spiegels vervangen worden door schermlicht, gaat er iets verloren wat je later niet zomaar terugvindt.
We verliezen dan niet alleen onze kinderen aan hun telefoon, maar ook aan een wereld waarin ze zichzelf niet meer kunnen voelen. Daarom moeten we ons niet alleen afvragen wat wij kwijt zijn geraakt, maar ook: wat zij nooit geleerd hebben vast te houden.

Trauma of verslaving?
Natuurlijk is niet elke heftige reactie op een verloren telefoon een trauma. We leven in een wereld waarin dopamineverslaving en digitale overprikkeling een groeiend probleem vormen. “Nomofobie”, de angst om zonder je mobiel te zijn, is inmiddels een erkend fenomeen. Toch is het belangrijk dat we bij overmatige reacties óók durven kijken of er misschien iets ánders onder zit dan alleen “verslaving”. Misschien is het zenuwstelsel overbelast. Misschien is iemand nooit echt veilig gehecht. Misschien is het kwijtraken van controle het triggerpunt, niet het scherm zelf.
Wat kunnen we hiermee?
-
Beoordeel niet te snel iemand die onrustig wordt zonder mobiel. Vraag je af: wat vertegenwoordigt dit apparaat voor deze persoon?
-
Onderzoek je eigen afhankelijkheid. Wat doet het met jou als je telefoon even weg is? Voel je ongemak, leegte, paniek? Wat zegt dat?
-
Herken traumaresponsen. Niet iedereen die aan zijn mobiel vastzit, is verslaafd. Sommigen zijn verbonden geraakt aan het enige houvast dat ze nog hadden.
-
Houd publieke ruimtes écht publiek. Door decorum weer aandacht te geven, kunnen we iets van gezamenlijke rust en respect terugbrengen.
-
Kijk met een open blik naar culturele verschillen. Niet iedereen heeft dezelfde grenzen geleerd of dezelfde manieren van zijn. Dat vraagt sensitiviteit, geen veroordeling.
Tot slot
In een wereld waarin alles verbonden lijkt, raken we soms het meest kwijt wat het belangrijkst is: échte verbinding. Met elkaar. Met onszelf. De mobiele telefoon is een prachtig middel, maar het mag geen surrogaat worden voor veiligheid, hechting of erkenning. En áls dat wel zo is geworden, laten we dan met mildheid kijken naar het waarom. Want misschien zit er achter dat schermpje… een heel verhaal.
Wanneer voelde jij je voor het laatst écht aanwezig, zonder scherm ertussen?
Reactie plaatsen
Reacties