Vaktherapie

Vaktherapie is de overkoepelende naam voor beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie en psychomotorische therapie (PMT).

Vaktherapie onderscheidt zich van de verbale therapieën door het methodisch en doelgericht gebruik maken van lichamelijke en creatieve vormen, waarbij de ‘ervaring’ een essentieel onderdeel vormt. De patiënt wordt geholpen om toegang te krijgen tot lichamelijke sensaties, herinneringen, gevoelens en emoties die niet direct verbaliseerbaar zijn. Uit een enquête onder ervaringsdeskundigen komt naar voren dat men onverdeeld positief is over vaktherapieën en deze als waardevol zien, vooral als patiënten nog niet goed in staat zijn om over hun trauma’s te praten.

Vaktherapeutische behandelvormen werken via verschillende ingangen en op verschillende manieren. De keuze voor de specifieke vorm van Vaktherapie moet aansluiten bij de doelstellingen van de behandeling en bij de affiniteit van de patiënt. Het is dan ook belangrijk om de verschillende behandelmogelijkheden met de patiënt te bespreken. Alle vormen van Vaktherapie kunnen zowel individueel als in groepsvorm worden aangeboden. Van alle Vaktherapeutische behandelvormen worden psychomotorische therapie en beeldende therapie het meest gebruikt bij traumabehandeling.

Vaktherapeutische behandelingen, in het bijzonder psychomotorische therapie en beeldende therapie, maken in vrijwel alle traumacentra en overige instellingen met een specifieke zorglijn psychotrauma geïntegreerd deel uit van de multidisciplinaire behandeling.

De behandelvormen worden door patiënten, clinici en onderzoekers van belang geacht en hoog gewaardeerd.

Meestal wordt patiënten een combinatiebehandeling geboden. Dat kan gaan om verschillende combinaties tussen of binnen farmacotherapie, psychologische behandelingen, sociotherapie en vaktherapieën. In het vaktherapeutisch aanbod wordt via de driehoek ‘denken-voelen-handelen’ niet het denken en de cognitie, maar juist het voelen en handelen als insteek genomen. Een combinatie van vaktherapieën, bijvoorbeeld PMT en beeldende therapie, lijkt betere resultaten te geven dan de therapieën afzonderlijk. Zo kunnen patiënten op verschillende manieren het contact met het eigen lijf en de omgeving herstellen en aan hun doelen werken, zoals het aangeven van grenzen.